Het Amsterdamse VUmc bespreekt in een internationaal tijdschrift voor maagdarmleverartsen ‘Journal of Clinical Gastroenterology’ een nieuwe methode voor de diagnose van coeliakie, speciaal voor moeilijke gevallen. De methode is gebaseerd op de detectie van een bepaald type immuuncellen (gamma-delta T cellen) in darmbiopten. Bij veel coeliakiepatiënten zijn in de dunne darm méér van deze cellen te vinden dan bij mensen zonder coeliakie. De methode kan in twijfelgevallen helpen om te bepalen of een patiënt coeliakie heeft, zelfs als de persoon in kwestie al glutenvrij eet (een periode opnieuw gluten eten is bij deze methode dus niet nodig). Enkele coeliakiecentra in de wereld experimenteren ermee.
Hoe het diagnosetraject tot nu toe werkt
Coeliakie vaststellen is voor een arts niet zo moeilijk. Het is een kwestie van de juiste puzzelstukjes verzamelen. Dit zijn de puzzelstukjes:
- Klachten en symptomen van de patiënt
- Eetpatroon van de patiënt: glutenvrij of niet
- Lichamelijk onderzoek
- Bloedonderzoek naar tekorten aan vitamines en mineralen
- Bloedonderzoek naar de genen die matchen met coeliakie (HLA-DQ2 en HLA-DQ8)
- Bloedonderzoek naar antistoffen die wijzen op coeliakie
- Darmonderzoek om vast te stellen of/ hoe erg de darmen beschadigd zijn
- Een andere auto-immuunziekte bij de patiënt (diabetes type 1, MS, reuma, schildklierziekte bv)
- Een andere ziekte bij de patiënt die vaak samen voorkomt met coeliakie (syndroom van Turner, syndroom van Down of syndroom van Williams)
- Coeliakie of een andere auto-immuunziekte in de familie
- Na de diagnose: verminderen van klachten door een glutenvrij dieet
Wanneer de diagnose moeilijk is
Soms geven de puzzelstukjes bij elkaar geen duidelijke uitslag. Bijvoorbeeld als een patiënt antistoffen heeft in het bloed, maar geen darmschade (potentiële coeliakie). Of als een patiënt al begonnen is met een glutenvrij dieet waardoor het weinig zin heeft om een bloedonderzoek en darmonderzoek uit te voeren. Of als een patiënt al glutenvrij eet, maar er twijfel bestaat of coeliakie wel de juiste diagnose is (de darmvlokken kunnen ook door een andere oorzaak beschadigd raken). Of als na een darmonderzoek blijkt dat de darmvlokken er gezond uitzien, maar er toch ontstekingen in de darmen zitten (Marsh 1). Of als familieleden van een coeliakiepatiënt klachten hebben, maar het bloedonderzoek en darmonderzoek negatief zijn. De nieuwe methode kan in dergelijke gevallen helpen om vast te stellen of een patiënt coeliakie heeft.
Gamma-delta T-cellen (immuuncellen)
De meeste coeliakiepatiënten hebben meer gamma-delta T-cellen (een bepaald type immuuncellen) in hun darmen dan gezonde personen. Waarom deze immuuncellen daar zitten en wat ze doen is nog niet bekend. Er bestaan wel twee hypotheses over. Volgens de ene hypothese helpen ze om cellen te repareren die kapot gegaan zijn, volgens de andere hypothese spelen ze juist een rol in de ontstekingsreactie die optreedt bij coeliakie. Opvallend is dat de gamma-delta T-cellen voorkomen bij nieuwe coeliakiepatiënten maar ook bij patiënten die al weten dat ze coeliakie hebben en daarom glutenvrij eten.
Gamma-delta T-cellen van mensen met en zonder coeliakie
Het VUmc heeft een ‘flow cytometer’ gebruikt voor het analyseren van darmbiopten (stukjes darmweefsel) van mensen met en zonder coeliakie. De flow cytometer is een apparaat dat cellen kan identificeren en ook kan tellen hoeveel het er zijn. Als een patiënt meer dan 14% gamma-delta T-cellen in de biopten heeft, is de kans op coeliakie groot (97%), schrijven de experts van het VUmc. Het maakt niet uit of de persoon in kwestie glutenvrij eet of niet. De methode geeft echter niet in alle gevallen uitsluitsel, omdat er ook coeliakiepatiënten zijn die minder dan 14% van die immuuncellen in hun darmen hebben (29% van de 95 onderzochte coeliakiepatiënten). Een positieve uitkomst, boven de grenswaarde van 14%, kan goed voorspellen of iemand coeliakie heeft. Maar een negatieve uitkomst zegt dus niet zoveel. (In vaktermen: de specificiteit is hoog met 97% en de sensitiviteit is met 66% een stuk lager).
Hoe nu verder
Het VUmc heeft de gegevens gebruikt van mensen bij wie in de periode 2003 tot 2014 coeliakie is vastgesteld. Voor de toekomst zouden gegevens verzameld moeten worden bij nieuwe patiënten, ook in andere coeliakiecentra, zodat de huidige uitkomsten verder getoetst kunnen worden, schijft het VUmc. Ook is het gewenst om de rol van gamma-delta T-cellen bij coeliakie verder te onderzoeken. Wellicht is de methode ook geschikt om te bepalen of een patiënt met een zeldzame immuunziekte (CVID) coeliakie heeft.
Proefschrift
Het artikel maakt deel uit van het promotieonderzoek van arts-onderzoeker Petula Nijeboer, ze promoveerde in juni 2017 bij de Vrije Universiteit in Amsterdam op het onderwerp ‘The spectrum of gluten related diseases. Diagnosis, epidemiology and treatment’.
J Clin Gastroenterol. 2018 May 18. doi: 10.1097/MCG.0000000000001060. [Epub ahead of print]
Gamma-Delta T Lymphocytes in the Diagnostic Approach of Coeliac Disease.
Nijeboer P1, van Gils T1, Reijm M2, Ooijevaar R1, Lissenberg-Witte BI3, Bontkes HJ2, Mulder CJJ1, Bouma G1.
GOALS:
To validate cut-off values of CD3 T-cell receptor gamma-delta chain (TCRγδ) intraepithelial lymphocyte (IEL) in the (differential) diagnosis of celiac disease (CD).
BACKGROUND:
CD is characterized by an increase in gamma-delta IEL (CD3TCRγδ IEL).
STUDY:
Percentages were determined by flow cytometric analysis of IELs from small bowel biopsies in 213 CD and 13 potential CD (PCD) patients and in total 112 controls. A cut-off value for percentages of CD3TCRγδ IEL to differentiate active CD and controls was obtained from a receiver operating characteristic curve and implemented in controls and PCD patients.
RESULTS:
Percentage of CD3TCRγδ IEL was significantly increased in the majority of CD patients, irrespective of the presence of villous atrophy. A cut-off value of 14% for CD3TCRγδ IEL resulted in 66.3% sensitivity and 96.6% specificity for CD diagnosis (area under the curve, 88.6%).
CONCLUSIONS:
A percentage of ≥14% CD3TCRγδ IEL has a high specificity for CD diagnosis and can be of diagnostic help in cases where diagnosis is not straightforward.
PMID: 29782465 DOI: 10.1097/MCG.0000000000001060
Bron: Pubmed